“Voor het huisje bij de tennisbaan zit een Surinamer en die verkoopt blikjes bier”, zei K. “Ze zitten in het koelboxje onder zijn stoel.” We zaten in het park. Uit het grasveld waren een paar banen verdwenen. Het stonk er naar mest. “Maar ze geven alleen als ze er zin in hebben”, vervolgde K. De zon zinderde, de brie liep uit. We zaten verder.