Op weg naar de oudpapier bak sprak een man mij aan. Hij droeg een indianentooi. Die was geapproprieerd, maar de bijpassende moccassins en het suède gilet suggereerden dat de man echt native Amerikaans wàs, of zich in ieder geval zo voelde en zich erin had verdiept.
Ik houd van in Amsterdam wonen.
Of ik wist waar de tram naar Centraal ging, vroeg hij. Ik wees tram 7 aan. We stonden tegenover de halte. Dat bleek niet te kloppen. De 13 vanaf Mercatorplein moest hij hebben. “Of dat ging lukken?”, vroeg ik, knikkend naar de kniehoog geknoopte veter mocassins waar zijn voeten uitstaken. Hij had een blauw oog. “Jazeker”, zei hij. Ik stak over. “Ik loop elke dag 25 kilometer!”, riep hij me na en vervolgde met energieke tred zijn pad. Het Wilde Westen werd deze buurt vroeger genoemd. De veren op zijn tooi staken fier de lucht in.