Op het perron van station Castricum staat een verwarde vrouw. Marjan heet ze. Ze loopt heen en weer en praat tegen willekeurige vreemden. Marjan laat zich niet meer door anderen vertellen wat ze moet doen, al jaren niet meer. Ze wil naar haar nichtje in Amsterdam en pakt de trein. Vandaag nog. In Amsterdam stelt niemand vragen. Daar kan ze gewoon over straat zonder dat mensen er moeilijk over doen.
Een man verschijnt bovenaan de trap naar het perron en wijst naar Marjan. “Daar is ze”, zegt hij tegen de twee agenten die in zijn kielzog. Marjan kijkt op maar blijft zitten. Waarom zou de politie voor haar zijn gekomen. Zij gaat gewoon naar haar nichtje. Ze rommelt in haar grote leren tas. Als ze weer opkijkt staan de agenten voor haar neus. “Mevrouw, we willen graag even met u praten.”
Woorden vliegen op en neer. Nee, ze heeft geen geld gestolen, zegt Marjan. “Wie heeft jullie gebeld? Ik ga niet mee, ik ben niet gek, die mensen die daar wonen, die zijn zelf gek.”
Marjan besluit dat ze niet meer met de agenten wil praten. “Ik ook niet met jou”, zegt een van de twee, “maar ik moet wel.” Hij probeert Marjan te overreden. “Het is beter als je meekomt anders moet ik je handboeien omdoen. Kijk nou eens hoe al die mensen op het perron naar ons staan te kijken. Maak het nou niet erger.”
“Marjan”, roept een vrouw vanaf de andere kant van het spoor. Ze houdt zich vast aan het hek dat de parkeerplaats van het spoort scheidt. De vrouw draagt een grote zonnebril met goudbeslag en een zwart windjack. “Joehoe, Marjan, ga nou mee met die mensen. Je kunt niet blijven zwerven.” “Dat bepaal ik zelf wel”, schreeuwt Marjan terug. “Jullie kunnen me niet bij mijn nichtje weghouden.”
“Mag ik even een sigaret roken?”, vraagt Marjan aan de agenten. “Jij mag even helemaal niets”, antwoordt er een. “Kom nou maar”.
Marjan staat op. “Ok, maar jullie blijven van mijn geld af”, sist ze. “Daarvoor zijn we hier niet”, zucht de agent. Samen pakken ze Marjan stevig vast, allebei met een arm onder haar oksel. Gedrieën loopt het gezelschap gearmd richting de uitgang. Als de mensen op het perron niet beter wisten, zou het gemoedelijk ogen. Ze lopen de trap af. “Kijk uit voor mijn tas he”, galmt Marjans stem door de tunnel onder station Castricum. De trein naar Amsterdam arriveert. Marjan stapt in de politieauto.