De verkoper in de winkel was al op leeftijd. Engels sprak hij niet. Terwijl relatie E. zijn ogen over de beschilderde poppetjes van fijn keramiek liet gaan, knikte hij hem vriendelijk toe.
De meeste zaten nog in hun roze doosjes, bedrukt met Japanse karakters van goud. Met een schuine blik naar de oude man achter de toonbank, peuterde E. er voorzichtig eentje open. Met duim en wijsvinger lifte hij het poppetje uit de wikkel rijstpapier. Ze was perfect.
Opeens dook vlak naast hem de verkoper op. Hij griste het poppetje uit de handen van E. “No touch!”, siste de man hem toe. Een diepe zucht volgde. De verkoper wikkelde het poppetje onder het prevelen van een Japanse bezweringsformule razendsnel weer in het rijstpapier en liet haar opnieuw in het roze doosje verdwijnen.
E. besefte beschaamd dat dit zalig verklaren tot de dagelijkse bezigheid van de verkoper moest behoren. En dat de man met deze koopwaar een zware last op zijn schouders had genomen. De zorg voor fragiele keramika die voortdurend tijdelijk van hun heilige voetstuk kukelden in de vingers van westerlingen met hun naïeve drang de wereld massaal te ontraadselen. Arigato.
E. zocht naar zijn portemonnee.
Firma Soetebroot was een illusie rijker. E. had een paar jaar geleden de door de Firma sterk toegejuichte traditie in het leven geroepen altijd een kleinigheid mee te nemen van zakenreizen. Hij had ook deze keer geen verstek laten gaan.