
De zee was niet vergevingsgezind vandaag. De golven rolden genadeloos snel na elkaar de baai binnen. Peddelend op zijn surfboard probeerde hij achter de branding te komen, op de plek waar de golven nog ongebroken hun weg naar de kust zoeken. Maar halverwege ging het bijna mis. De zee duwde terug. Met elke golf die zich bruut over hem uitstortte, voelde hij zijn kracht afnemen. Het ijskoude water drong verder zijn wetsuit binnen. Druppels gleden over zijn rug. Hij rilde. Nu kon hij nog terug. Hij was een vakantiesurfer, niet echt fit en, erger nog, zijn gemoed was roestig. En surfen kwam uiteindelijk vooral neer op mentale kracht. Nooit twijfelen.
Het was te lang geleden. Ironisch eigenlijk, nu hij eindelijk wist wat hij belangrijk vond in zijn leven, had hij juist voor die dingen geen tijd. Maar er was wel meer veranderd, zijn leven uitgeslopen. Van de meeste dingen wist hij niet eens wanneer hij ermee was gestopt: met losse handen fietsen, feestelijke bommetjes maken in het zwembad, toch die tequila aannemen terwijl je al lam bent. Maar het moment dat hij voor het eerst terugdeinsde, stond in zijn geheugen gegrift.
Het diende zich aan op een rots in een exotische lagune. Drie maanden na haar overlijden had hij zijn rugzak gepakt en zich in de hedonistische bubbel laten zakken van de tropische eilanden van Zuidoost-Azië. In het blauwe water meters onder hem een joelende troep tijdelijke vrienden, ergens opgedaan op een van Lonely Planet’s off the beaten tracks: “Come on mate, jump!”. Hij draaide zich om en wilde een aanloop nemen. Het was nooit zijn stijl geweest na te denken voordat hij zich in een avontuur stortte. En daar was het opeens, vanuit het niets, de gedachte dat hij misschien niet moest springen. Een koude, dwingende hand die hem bij zijn nekvel greep en hem voor een scherm neerplantte dat non-stop beelden van slechte aflopen toonde: ontvelde ruggen, kapotgeslagen knieschijven, ingescheurde schedels, repatriëring.
Een nieuwe golf rolde bulderend op hem af. Hij pakte de zijkanten van zijn board, drukte zich op en dook onder het schuim. Het board was goed. Het sneed door het water als een mes door zachte boter. Het gaf hem nieuwe energie. Hij had het van een oude surfer gekocht in het dorp waar hij tijdens zijn trips altijd logeerde. Het type weinig woorden maar altijd rake weersvoorspellingen en een van de beste board shapers uit de regio.
Met de angst kwamen ook de rituelen. Strohalmen bij gebrek aan houvast. In een kerk op weg naar het strand had hij vorig jaar voor het eerst een kaarsje aangestoken. Naast hem stond een groep ouderen op een rondleiding. Ze waren in vrijetijdskleding en roken naar Fruittella. De geur van vakanties van vroeger. Nu keerde zijn maag om bij het ruiken van de zoete lucht.
Een klein knokig handje op het paarse laken. Zittend aan haar bed besefte hij hoe weinig er overblijft van mensen die stervende zijn. Alsof het leven dat uit hen wordt geperst daadwerkelijk volume heeft. Daarna de opluchting als de laatste afspraak met de dokter is gemaakt, elkaar verzekeren dat het goedkomt. Zelf deed ze dat ook, kaarsjes aansteken. Hij had het haar een keer zien doen in de Steentjeskerk in Eindhoven waar ze met zijn vader was getrouwd. Toen was ze al ziek.
Hij kwam boven en zoog zijn longen vol lucht. Het gebied achter de branding was bereikt. Zijn armspieren voelden week. Het maakte hem onzeker. Sinds hij niet meer van rotsen sprong, was ook zijn zelfvertrouwen bij het surfen flink afgenomen, omgekeerd evenredig met het aantal wipe outs. De golven triggerden nu soms angstaanjagende scènes waarin hij te ver afdreef of de vin van zijn board zijn gezicht doorkliefde. De gedachten waren als molletjes die zich diep in zijn hoofd hadden ingegraven. In het donker wachten ze rustig af totdat de aanzwellende zee of andere adrenaline opwekkende situaties hun rust verstoorden. Dan groeven ze zich razendsnel een weg naar boven om hun kop boven het zand te steken, blind voor de omstandigheden of zijn zelfvertrouwen. Het gevolg was dat hij zich soms op cruciale momenten inhield als een golf zich aandiende, en dat terwijl zijn techniek nog steeds goed was.
Hij ging zitten op zijn board en keek op zijn horloge terwijl de golven onder hem door deinden. Ze leken nu met langere tussenpozen binnen te komen. Hij nam de omgeving in zich op. Hij was alleen in het water. De surfers uit het dorp vertrokken meestal na zonsondergang. Het was nog ongeveer één uur licht. De zee zwol weer aan in de verte. De volgende set van golven kondigde zich aan. Zoals altijd stak hij zijn hand in het water en peilde hij de energie van het tij.
Een soundtrack, hij had een soundtrack nodig. Bij elke surfsessie hoorde een soundtrack. Een bezwering. Surfen op het ritme van de muziek. Zingen alsof de wereld niet vergaat. Kiezen, nu. The Villagers The Waves, Floating Points Shark chase, De Noordzee van Boudewijn de Groot.
Hij begon te peddelen en pikte langzaam maar zeker de snelheid van de golf op. De golf begon brullend te breken op de piek. Hij gaf een laatste peddel en drukte zich op. De holle diepte gaapte hem aan. De golf was groot. Hij blokkeerde. Vrijwel meteen nam de zee het over, drukte de achterkant van zijn board naar boven en wipte hem er met volle kracht vanaf. In een stevige greep trok ze hem mee het duister in. Crashing with the waves.
Zijn moeder in bed in de zijkamer van het huis. De zware, zoete geur van rouwboeketten na een paar zomerse dagen. Het troosten van huilende mensen, koffie zetten, praten, de deurbel, weer koffie. Dobberen op bekend terrein maar niet meer weten welke richting je uit moet peddelen. Niets leidt meer naar huis.
Zijn longen stonden in brand toen hij eindelijk bovenkwam. Hij hapte naar adem en keek om zich heen. Altijd checken of er niet nog een golf komt. Zijn board dreef ondersteboven op het water. Het was nog heel. Hij trok het naar zich toe en hees zich er hijgend van angst en gebrek aan lucht weer op. Terwijl hij zich langzaam weer bewust werd van zijn omgeving dook er een surfer naast hem op. “Waarom ging je er niet voor man?”, riep de surfer. Hij keek op. Het was de oude man uit het dorp, de maker van zijn board. “Ik was er niet klaar voor”, schreeuwde hij terug, “Waarom ben je hier dan?”, vroeg de man, en begon te peddelen voor een aankomende golf. Met elegante bochten surfte hij richting het strand, bijna dansend op het water.
Het ergste was het huis opruimen. In nachtmerries had hij een tijdlang nog de spullen zien langskomen die onderdeel hadden uitgemaakt van het leven van zijn ouders, zijn jeugd. In de dromen stroomden ze in een onafgebroken slinger zijn ouderlijk huis uit. Dan werd hij zwetend wakker denkend aan een spel van vroeger of de super 8-films van zijn vader en waar ze waren gebleven. Het ging hem niet eens om de spullen. Maar met het opruimen viel alles wat voor hen had gestaan uiteen. De opruimdag eindigde met een koffie zonder koekje. De trommel was al verdwenen.
Hij zag de oude surfer met energieke stappen het water uit lopen, zijn board onder zijn arm geklemd. Er laaide een mix van woede en schaamte in hem op. Hij kon dit. Hand in het water, soundtrack. Hij keek over zijn schouder en begon weer te peddelen. Opnieuw slokte de golf hem op en gaf hem een flinke wasbeurt. Zijn ogen prikten, zout water in zijn neus en oren, zijn rug deed pijn. Hij was er klaar mee voor vandaag. Soms waren de elementen onbeheersbaar, of op dat moment te veel om mee om te gaan. Liggend op zijn board liet hij zich door het schuim naar het strand voeren. Eenmaal aangespoeld stond de oude surfer weer voor hem. “Morgen gaat het beter”, zei de surfer. Hij keek op: “Hoe weet je dat?”. “Dat doet er niet toe”, antwoordde de man, “probeer het maar gewoon.” De oude surfer glimlachte en wandelde weg in de schemering. Het begon te regenen.
Terwijl hij terugliep naar zijn auto drongen de woorden van de man tot hem door. Het klopte wat hij had gezegd. Hij moest weer gaan. Desnoods met brandende schouders, de pijn en angst met zich meeslepend. Veerkrachtig als het fiber in zijn board. De zee neemt maar geeft ook.
Hij schoof zijn surfboard in de achterbak van zijn auto en gooide de klep dicht. Er is maar één goede rit voor nodig, dacht hij. Hij zag zijn reflectie in de achterruit. Tientallen druppels rolden over een voorzichtig grijnzend gezicht.