Gedeelde stadsliefde

STADSLIEFDE_blowup:blowup

Ik woon nu bijna drie maanden in Parijs en ik heb ontdekt dat ik lijk op een erudiete, goedgeklede mannelijke vijftiger, die weet hoe het heurt. Dat komt omdat ik eindelijk Stadsliefde – Onder het zink van Adriaan van Dis heb gelezen.

Dat ik niet eerder aan dit boek ben begonnen, heeft vooral te maken met het feit dat als je naar Parijs vertrekt, de literatuur over de stad zich met ellenbogenwerk aan je opdringt. Alle boeken willen gelezen worden. En ik wil alles lezen. Omdat ‘meer lezen’ een van mijn voornemens was als ik eenmaal in Parijs zou wonen. Ook leken de verhalen me een goede springplank voor een duik in de stad.

Zo las ik in de categorie ‘Schrijvers over Parijs’, ‘natuurlijk’, Hemingways A Moveable Feastdat in het Nederlands om onbegrijpelijke redenen ooit is vertaald in Dag en nacht feest (later nog een blog waarom dit volgens mij de plank misslaat). Het boek 65 million Frenchmen can’t be wrong bracht de meer sociologische insteek over waarom Fransen roken, drinken, ongelooflijk vet eten en toch 85 worden. De Wandelaar van Adriaan van Dis las ik omdat ik meer zin had in fictie dan de door mij onterecht tot reisbrochure-achtige verhalen veroordeelde memoires van een ehm, witte, erudiete, goedgeklede vijftiger. Het boek Stadsliefde moest dus netjes op haar beurt wachten.

De timing bleek uiteindelijk precies goed. Mijn gevoel over Parijs had tijd nodig om te rijpen. ‘Leuk’ vond ik de stad altijd al, en ‘mooi’, maar zoals schrijver Hanneke Hendrix weleens zegt: “Leuk is een gefiguurzaagd paardje”. Om mijn gevoel over Parijs te beschrijven had ik een rijkere woordenschat nodig. Die vond ik in het boek van Adriaan. Ondanks dat ik een blozende, over het algemeen nonchalant geklede, redelijke jonge vrouw van Brabantse oorsprong ben. In zijn Parijse escapades, en vooral in hoe hij zijn gevoel over de stad verwoord, herken ik veel. Nu al. Adriaan woonde er ruim 7 jaar. Maakt dat Adriaans memoires mijn toekomst?

Diane keaton Manhattan
Diane Keaton en Woody Allen in Manhattan (1979)

Misschien ligt het eraan dat ik soms denk bejaard geboren te zijn, geestelijk dan. Een date vergeleek me ooit met Diane Keaton in de film Manhattan. Dat vond ik toen een lichte belediging omdat ik liever een sexy femme fatale wilde zijn dan een intellectueel. We zien onszelf zoals we graag zouden willen zijn en anderen zien ons zoals we werkelijk zijn, ofzoiets.

Maar Adriaan dus, mijn nieuwe held.

Literair had ik hem al hoog zitten – maar nog niet eerder wist hij zo precies te verwoorden wat voor mij nog slechts flarden waren van gevoelens en gedachtes over een stad, maatschappij en het lot van de nietige nieuwkomer in Parijs. Bovendien moest ik door het boek mijn beeld over Adriaan sterk bijstellen. Ik dacht eigenlijk altijd dat Adriaan zijn tijd in Parijs vooral zat vol te tikken op zijn zolderkamer annex bibliotheek en verder lodderig wijntjes dronk in tot toeristentrekpleister getransformeerd cafés als de Closerie des Lilas waar in een grijs en verstoft verleden o.a. Hemingway Parijs voor eeuwig van een artistieke couleur locale voorzag.
Mijn beeld is volledig gekanteld. Adriaan praat met iedereen en trekt overal naartoe. Hij is daarin bijna aandoenlijk bleu of presenteert zich tactisch zo. Hij gaat in zijn eentje wijken in waar je als witte man niet vanzelfsprekend welkom bent. Hij wil niet ‘dikhuidig’ zijn, schrijft hij daarover, en doen alsof er niets aan de hand is. In zijn tijd brandden de voorsteden. Dus gaat hij op zoek naar het verdriet, de woede en vooral de mensen achter de verhalen.

toits-Paris.jpg
Chambres de Bonne, onder de zinken daken.

Net als Adriaan woon ik momenteel in een chambre de bonne, de oude dienstmeidenkamers boven in de nok van de typische Parijse Haussmanniaanse gebouwen. Direct onder het zinken dak dus. Hoewel de kamer netjes is gerenoveerd tot ‘studio’, veranderen ze op hete dagen in een oven. Dan kun je je haar droog föhnen met de ventilator. In tegenstelling tot Adriaan had ik na het ophoesten van de huur helaas geen geld meer om een paar dagen naar de campagne te vertrekken en de hitte te ontvluchten. Ik heb de 38 graden van afgelopen week dus uitgesufferd. Verschil moet er wezen.

Gelukkig houd ik net als Adriaan van lange wandelingen door de stad, verplichte kost als het zo heet is dat je bed verandert in een dampende baguette. Zowel Adriaan als ik zetten tijdens onze wandelingen dan de stappenteller aan om achteraf juichend te constateren dat we bijna dagelijks boven de 10.000 uitkomen. Dat red je niet meteen kantoorbaan, gniffelen we dan.
Net als Adriaan leerde ik in Parijs naast het nieuwe, ook de vaste routes waarderen. Omdat in routines kleine details opeens gaan opvallen. Kleine drama’s op straat of achter de voordeuren. Adriaan beschrijft hoe hij ziet dat op een naambordje op een brievenbus de naam van Monsieur opeens is doorgestreept. Ik hoor regelmatig dezelfde dakloze mevrouw in de metro een dagelijks wisselende bedelmonoloog opdreunen. Als dakloze moet je tegenwoordig nog creatief zijn ook.

flirtHet meest herkenbaar vind ik wat Adriaan schrijft over zichzelf in Parijs. Hij voelt zich hier een beter mens; meer verlegen, of beter, bescheiden. Omdat hij de taal niet perfect beheerst, houdt hij zich op de achtergrond. Hij observeert meer dan dat hij deelneemt. Hij kleedt zich ook beter, want iedereen kleedt zich hier goed en hij ontdekt hoe hij – afgezet tegen de Fransen, – de Franse dames in Chanel nemen hem vrolijk keurend op als hij in zijn goede pak langs flaneert – de geheimen van goed flirten wel nooit helemaal zal begrijpen. En dat terwijl vriend van hem er na een bezoek aan een Senegalees restaurant met de aantrekkelijk serveerster vandoor gaat na slechts een handvol precies goed geplaatste grappen.

Adriaan, mijn (anti)held.

In Parijs kun je er niet bij horen en je toch niet alleen voelen. Je wordt niet opgenomen door de Parijzenaren, wel door de stad, verwoordt Adriaan dat gevoel. Het is fijn om het leven met zoveel energie en in zoveel fascinerende vormen voorbij te zien trekken maar er niet per sé aan deel te hoeven nemen.

Misschien ben ik niet alleen bejaard geboren maar ook als persoon die graag solonaises doet.

Een vaardigheid die Adriaan tot in de puntjes beheerst, heb ik niet: het praatjes maken in het Frans. Dat maakt me jaloers. Hij maakt praatjes met de mevrouw van de superette in de straat, de barman, jongens die rond de metrostations van Strassbourg – St. Denis hangen en willekeurige mensen op terrassen. In Amsterdam ben ik ook dol op praatjes maken, of in elke andere stad of dorp waar je in het Nederlands of Engels de lokale politiek of het beste recept voor een appeltaart kunt bespreken. Helaas is mijn Frans nog niet van het niveau dat er veel uitwisseling kan plaatsvinden. Dat mis ik erg, zeker nu ik heb gelezen waar zijn praatjes Adriaan allemaal brengen, van wijnproeverijen in het buurtcafé tot een illegale bokswedstrijd in de banlieu.

Iets anders waar ik alleen maar van kan dromen dat ik er ooit ook maar een beetje in de buurt kom door middel van vele noeste uren schrijfarbeid, is zijn vermogen om dit alles in woorden te vatten en tot korte memoires te kneden. Maar misschien zit ik, al rosé drinkend, in een ander voorland. In het boek Stadsliefde heet de vaste zwerver in de straat waar Adriaan woont Monsieur Du Bois. Al ruim 40 jaar is Monsieur Du Bois er onderdeel van het straatbeeld. De buurt ontfermd zich een beetje over hem. Regelmatig krijgt hij een fris hemd of een fles wijn toegestopt. Monsieur Du Bois zelf is er dankbaar voor maar echt contact is er niet meer mogelijk. Hij leeft al in een schimmenrijk. Hopelijk wacht Mevrouw Du Bois een ander lot.

Door Saskia du Bois

copy & online communicatie

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.